Nieuwsbericht

Werken aan toegankelijkheid in Den Haag: 'elkaar verstaan en versterken'

Profielfoto van Kennisplatform CROW
3 juli 2024 | 6 minuten lezen

In de stad Den Haag is veel aandacht voor toegankelijkheid. Binnen het sociaal domein, op digitaal gebied, maar ook heel fysiek – in de openbare ruimte. Die aandacht komt natuurlijk niet uit de lucht vallen; daar is een heel traject aan vooraf gegaan. Hoe heeft de gemeente dat aangepakt? Welke rol speelt belangenorganisatie Voorall daarbij? En hoe gaat dat in de praktijk? Jeffrey de Jong (beleidsadviseur openbare ruimte bij de gemeente Den Haag) en Margreet Roemeling (projectcoördinator Voorall) geven uitleg en vertellen over hun samenwerking en het belang van de ‘gouden driehoek’ hierbij.

'We voeren als ambtelijke organisatie de opdrachten uit namens het college van B&W', vertelt De Jong. Hij draagt onder andere zorg voor het thema fysieke toegankelijkheid in de Haagse openbare ruimte.

‘In Den Haag kiezen we ervoor om in een vroeg stadium van het proces gebruik te maken van de kennis van netwerkpartners. Wij noemen deze vorm van samenwerking tussen gemeenten, belangenorganisaties en expertisecentra niet voor niets: de ‘gouden driehoek'. Zij weten immers wat er speelt ‘in het veld’. Eén van die belangrijke partners is stichting Voorall. Zij geven gevraagd en ongevraagd advies en dat zorgt soms net voor de juiste noodzaak, urgentie en prikkel om zaken te versnellen.’

Elkaar verstaan en versterken

Wat doet stichting Voorall? Voorall is de belangenorganisatie voor Hagenaars met een beperking. ‘We zitten bij de gemeente aan tafel om te vertellen hoe mensen met een beperking het leven ervaren’, legt Roemeling uit. ‘We worden graag zo vroeg mogelijk door de gemeente betrokken bij het beleid voor mensen met een beperking. Je kunt beter vooraf meedenken over het beleid of een ontwerp, dan achteraf de situatie moeten aanpassen.’ De Jong vult aan: ‘Belangrijk is dat we bij alles wat we doen uitgaan van 'universeel ontwerp', het ontwerpen voor iedereen. Het toetsen op toegankelijkheid van bestaand en nieuw beleid moet zorgvuldig gebeuren en een plek krijgen in de gehele gemeentelijke organisatie.’

Ook de Haagse gemeenteraad zit er bovenop, merkt Roemeling. ‘We krijgen regelmatig vragen van raadsleden. Zijn jullie al gehoord over deze situatie? Wat is jullie visie? In de afgelopen paar jaar hebben we die samenwerking rondom toegankelijkheid sterk uitgebreid om elkaar beter te verstaan en elkaar te versterken waar nodig.’ Er is een gezamenlijk doel, merkt ook De Jong. Zo proberen we elkaar continu te vinden in onze samenwerking.’

Werken vanuit de gouden driehoek

Hij vertelt dat Den Haag een wethouder heeft die zich als coördinator toegankelijkheid expliciet richt op alle toegankelijkheidsdossiers. Dat gaat in samenspraak met de gemeenteraad en belangenorganisaties. Voor de inrichting van de openbare ruimte is een beleidskader opgesteld. De nota beschrijft ‘waarom’ dit van belang is en 'wat' er nodig is en om de stad Den Haag fysiek toegankelijker te laten zijn. Om de beleidsuitgangspunten vervolgens te vertalen naar 'hoe' je dit vorm wilt geven is een richtlijn opgesteld. De richtlijn geeft heldere ontwerprichtlijnen mee voor de ontwerper om zo 'universeel te ontwerpen' en hier al in een vroeg stadium van het ontwerpproces rekening mee te houden. De richtlijn is als richtinggevend kader opgenomen in ons handboek openbare ruimte. Elke planmaker moet hier rekening mee houden. Maar hiermee ben je er dus nog niet. De strekking is dat belangenorganisaties aan de voorkant worden betrokken om tot een integraal ontwerp te komen, zodat iedereen gelijkwaardig gebruik kan maken van de openbare ruimte.

Roemeling vult aan dat Voorall nauw betrokken is geweest bij het opstellen van het beleidskader en de richtlijn. Daarnaast is ook Koninklijke Visio, expertisecentrum voor mensen met een visuele beperking en de Stedelijke Ouderen Commissie gevraagd input te leveren. Op deze manier heb je de gouden driehoek tussen opdrachtgever, ervaringsdeskundigheid en kennisorganisatie weer compleet.

Lerend  effect

Je moet als gemeente weten wat het uitgangspunt is van het toegankelijkheidsbeleid in wat een doelgroep nodig heeft om zelfstandig en gelijkwaardig mee te doen, zegt Roemeling. ‘Ik vind dat Den Haag daar goed over heeft nagedacht, maar soms kunnen tegenstrijdige  belangen spelen. Zoals bij de duinen, waar mensen met een beperking op bepaalde delen veel moeite hebben om via de laatste hoge duinenrij het strand te bereiken. Verharding mag daar zo min mogelijk, vanwege de beschermde status. Het is Natura 2000-gebied. Ook zit je met strenge regels voor de kustbescherming’. Daar is dus ook gevraagd: wat is voor jullie belangrijk? Kun je dat aangeven?

Ook bij oplevering van een vervangingsopgave, herinrichting of gebiedsontwikkeling zien wij wel eens zaken die beter kunnen. We gaan dan zelf schouwen en brengen een advies uit . Maar toch levert het niet altijd het gewenste resultaat. Je blijft altijd afhankelijk van de partij die het verder ontwikkelt en uitvoert en of deze zich houdt aan de richtlijnen in het handboek openbare ruimte. Aanpassingen achteraf zijn altijd lastiger en duurder.

Toch gaat er ook veel goed, vertelt Roemeling. Neem alle voorzieningen rondom tramhaltes en trambanen. ‘Allereerst kijken wij mee op de ontwerpen van de haltes en geven advies als dit nodig is. Bij elke ingebruikname van een nieuwe tramlijn schouwen wij de haltes, de voertuigen en de overgangen. Maar ook de blindegeleidelijnen bij verkeerskruispunten en voetgangersoversteekplaatsen. Daar zijn allemaal specifieke ontwerprichtlijnen voor en vanuit Voorall checken wij of alles klopt. Daarover maken we een rapport  en dat gaat naar de gemeente en naar de HTM. Inmiddels zien we dat er bij nieuwe lijnen nauwelijks nog aandachtspunten zijn. Daar is echt sprake van een lerend effect.’

Verbinden van belangen

Jeffrey vertelt vol enthousiasme over het samenwerkingsproces dat de afgelopen periode verder is opgebouwd en versterkt. ‘We weten elkaar steeds beter te vinden’. Hij is niet zozeer trots op één project, maar vooral op het hele proces dat in gang is gezet rondom toegankelijkheid. De samenwerking met partners, de beleidsnota, de heldere richtlijnen en de uitvoering ervan. Kortom, het verbinden van belangen en de taart verder vergroten. Bijvoorbeeld over de aanpak blindegeleidelijnen, waar we een inhaalslag in hebben gemaakt en waarvoor incidenteel geld is vrijgemaakt. Borging hiervan voor de toekomst is geregeld via het handboek openbare ruimte. Dat geeft duidelijkheid en continuïteit. Lachend: ‘Mijn kinderen worden weleens moe van mij, want als we samen naar school fietsen dan wijs ik altijd even: Kijk, daar ligt weer een lijn.

Ja, het gaat best goed in Den Haag, vindt ook Roemeling. Zoals bij de aanpak van winkelstraten, waar de gemeente trottoirs van voldoende maat voorziet en het straatniveau  aanpast aan de drempelhoogte van een winkel, waardoor een gelijkvloerse entree ontstaat. Voorheen moest een winkelier daar zelf iets voor verzinnen, wat vervolgens niet gebeurde, waardoor rolstoelers het nakijken hadden. Dat leverde allerlei klachten op.

Het gaat steeds beter

Gaat alles goed in Den Haag? Roemeling lacht. Het gaat steeds beter, maar we zijn er nog niet helemaal. Neem de breedte van de trottoirs. In veel straten heb je geparkeerde (deel)scooters en bakfietsen of teveel aan overhangend groen als obstakel. Daar staan auto’s soms half op de stoep en blijft weinig ruimte over voor voetgangers. ‘Als je dan slecht ter been bent of een andere beperking hebt, is het lastig om je te oriënteren en je weg te vinden’, zegt Roemeling. Heeft De Jong misschien een oplossing? Hij verwijst naar de ontwerprichtlijnen met daarin het STOMP-principe, waar Den Haag zich graag aan vasthoudt. Dat betekent ook: minder ruimte voor auto’s. Je geeft met dit principe prioritering van de verkeersruimte waar dit nodig is. Waarbij prioriteit wordt gegeven aan ruimte voor de voetganger en fietser, gevolgd door het openbaar vervoer, deelmobiliteit en de privéauto. Je zou bijvoorbeeld parkeerruimte langs de ene kant van de straat kunnen inruilen voor een breder voetpad, of de voorzieningen ordenen in een zone. Dan heb je bovendien meer plek voor bomen en ondergrondse afvalcontainers. Ook heb je dan een rustiger en overzichtelijker straatbeeld.

Afbeelding STOMP verbeeldingg van Stappen (voetgangers), Trappen (Fiets), OV (openbaar vervoer), Mobility as a Service (deelmobiliteit) en Personenauto

Figuur 1 STOMP-principe ....bron Goudappel 2023

Het uitgangspunt is dat er voldoende voetgangersruimte beschikbaar is, zodat iedereen zich comfortabel en veilig kan verplaatsen, dus ook de voetgangers met een beperking. 'We gaan altijd uit van een minimale maatvoering van 1,80 m breed. Daar waar het breder kan en het straatprofiel het toe laat wordt dit mogelijk gemaakt. 'De zwakste schakel in je netwerk bepaalt uiteindelijk de toegankelijkheid van de hele route', aldus De Jong.

Urgentie toegankelijk ontwerp wordt gevoeld

In het huidige coalitieakkoord staat toegankelijkheid hoog in het vaandel. Dat verandert niet als er in de toekomst een andere politieke wind gaat waaien, verwacht De Jong. Het thema wordt immers breed gedragen binnen de gemeentelijke organisatie, mede dankzij alle stappen die al zijn gezet. Dat leidt overigens niet tot minder, maar juist tot meer discussie. Zeker als er knelpunten ontstaan. Neem de verkeerskruising Grote Marktstraat/Spui in Den Haag. Die is indertijd ingericht als voetgangersgebied. Een gelijkwaardige, vrije, open ruimte waar ‘alle verkeersdeelnemers’ (te voet, fiets, auto en tram(!)) over de volle breedte de kruising kunnen oversteken. Vervolgens kwamen er klachten over de oversteekbaarheid voor mensen met een beperking, vooral voor blinden en slechtzienden. Voor mensen met een visuele beperking is de oriëntatie in deze situatie lastig en het weggedrag moeilijk te voorspellen. Uiteindelijk heeft de gemeente gekozen voor een oplossing met blindegeleidelijnen die wat buiten het kruispunt liggen in conflictluwe zones van 1,5 meter breed. Niet de meest optimale  maatregel, maar in deze situatie wel de meest voor de hand liggende. Vanwege de veiligheid móest er gewoon een oplossing komen, vertelt De Jong.

Zo zijn er meerdere onveilige plekken voor voetgangers in Den Haag. De Jong verwacht dat vaker voor een soortgelijke oplossing wordt gekozen. Tot groot genoegen van Roemeling. Zij zegt: ‘Ik merk dat de gemeente de urgentie voelt toegankelijkheid onderdeel te laten zijn van het ontwerp.  Dat waardeer ik enorm en dat is een basis voor onze duurzame samenwerking.

De Jong beaamt dit en concludeert dat je zaken aan de voorkant nog zo goed kan afspreken, maar dat je moet zorgen voor een continue samenwerking tussen gemeente, ervaringsdeskundigen en een expertiseorganisatie. Deze gouden driehoek is in Den Haag in ieder geval het uitgangspunt en werkt goed.